Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
выбирать
Трудно выбрать правильного.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
производить
Можно производить дешевле с роботами.
cms/verbs-webp/78973375.webp
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
получить
Ему нужно получить больничный от врача.
cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
доставлять
Он доставляет пиццу на дом.
cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
нравиться
Ей больше нравится шоколад, чем овощи.
cms/verbs-webp/96628863.webp
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
экономить
Девочка экономит свои карманные деньги.
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
выпускать
Издатель выпускает эти журналы.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
ослепнуть
Человек с значками ослеп.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
исправлять
Учитель исправляет сочинения учеников.
cms/verbs-webp/96476544.webp
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
назначать
Дата назначается.
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
заниматься
Она занимается необычной профессией.
cms/verbs-webp/124320643.webp
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
трудно найти
Обоим трудно прощаться.