Словарь

Изучите глаголы – нидерландский

cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
смотреть
Она смотрит через бинокль.
cms/verbs-webp/106622465.webp
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
садиться
Она сидит у моря на закате.
cms/verbs-webp/33599908.webp
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
служить
Собаки любят служить своим хозяевам.
cms/verbs-webp/105934977.webp
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
производить
Мы производим электричество с помощью ветра и солнца.
cms/verbs-webp/122638846.webp
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
оставлять без слов
Сюрприз оставляет ее без слов.
cms/verbs-webp/79582356.webp
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
расшифровывать
Он расшифровывает мелкий шрифт с помощью лупы.
cms/verbs-webp/122470941.webp
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
отправлять
Я отправил вам сообщение.
cms/verbs-webp/100965244.webp
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
смотреть вниз
Она смотрит вниз в долину.
cms/verbs-webp/55372178.webp
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
делать прогресс
Улитки двигаются медленно.
cms/verbs-webp/91997551.webp
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
понимать
Невозможно понять все о компьютерах.
cms/verbs-webp/111750395.webp
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
возвращаться
Он не может вернуться один.
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
выжимать
Она выжимает лимон.