Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hang
Albei hang aan ’n tak.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
bespreek
Die kollegas bespreek die probleem.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
beweeg
Dit is gesond om baie te beweeg.
cms/verbs-webp/104167534.webp
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
besit
Ek besit ’n rooi sportmotor.
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
dien
Die sjef dien ons vandag self.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
aanteken
Jy moet met jou wagwoord aanteken.
cms/verbs-webp/122290319.webp
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
opsy sit
Ek wil elke maand ’n bietjie geld opsy sit vir later.
cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
begin
Die stappers het vroeg in die oggend begin.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
meld aan
Almal aan boord meld by die kaptein aan.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
brand
Jy moet nie geld brand nie.
cms/verbs-webp/93221270.webp
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
verdwaal
Ek het op my pad verdwaal.
cms/verbs-webp/119289508.webp
houden
Je mag het geld houden.
hou
Jy kan die geld hou.