Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/90309445.webp
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
plaasvind
Die begrafnis het eergister plaasgevind.
cms/verbs-webp/129300323.webp
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
raak
Die boer raak sy plante aan.
cms/verbs-webp/124458146.webp
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
oorlaat
Die eienaars laat hulle honde vir my oor vir ’n stap.
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
mis
Hy het die spyker gemis en homself beseer.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
opstaan en praat
Wie iets weet, mag in die klas opstaan en praat.
cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
lewer
Hy lewer pizzas by huise af.
cms/verbs-webp/91442777.webp
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
trap op
Ek kan nie met hierdie voet op die grond trap nie.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
blind word
Die man met die merke het blind geword.
cms/verbs-webp/112755134.webp
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
bel
Sy kan net bel gedurende haar middagete pouse.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
beloon
Hy is met ’n medalje beloon.
cms/verbs-webp/109157162.webp
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
kom maklik
Surfing kom maklik vir hom.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
voer
Die kinders voer die perd.