Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
akkommodasie kry
Ons het akkommodasie in ’n goedkoop hotel gekry.

beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
beskerm
’n Helm is daar om teen ongelukke te beskerm.

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
oefen
Sy oefen ’n ongewone beroep uit.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
besluit
Sy kan nie besluit watter skoene om te dra nie.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
vereenvoudig
Jy moet ingewikkelde dinge vir kinders vereenvoudig.

raden
Je moet raden wie ik ben!
raai
Jy moet raai wie ek is!

genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
genoeg wees
Dit is genoeg, jy irriteer!

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
monitor
Alles word hier deur kameras gemonitor.

schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
maak skoon
Die werker maak die venster skoon.

drinken
Ze drinkt thee.
drink
Sy drink tee.

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
ritsel
Die blare ritsel onder my voete.
