Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
verbind
Hierdie brug verbind twee buurte.
cms/verbs-webp/110347738.webp
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
verbly
Die doel verbly die Duitse sokkerondersteuners.
cms/verbs-webp/106725666.webp
controleren
Hij controleert wie daar woont.
kyk na
Hy kyk na wie daar woon.
cms/verbs-webp/103163608.webp
tellen
Ze telt de munten.
tel
Sy tel die muntstukke.
cms/verbs-webp/60111551.webp
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
neem
Sy moet baie medikasie neem.
cms/verbs-webp/120086715.webp
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
voltooi
Kan jy die legkaart voltooi?
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
saam trek
Die twee beplan om binnekort saam te trek.
cms/verbs-webp/93221279.webp
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
brand
’n Vuur brand in die kaggel.
cms/verbs-webp/34979195.webp
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
kom bymekaar
Dit’s lekker as twee mense bymekaar kom.
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
vermy
Sy vermy haar kollega.
cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
kies
Dit is moeilik om die regte een te kies.
cms/verbs-webp/30314729.webp
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
ophou
Ek wil nou begin ophou rook!