Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/125400489.webp
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
verlaat
Toeriste verlaat die strand teen middag.
cms/verbs-webp/110056418.webp
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
’n toespraak gee
Die politikus gee ’n toespraak voor baie studente.
cms/verbs-webp/124320643.webp
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
moeilik vind
Albei vind dit moeilik om totsiens te sê.
cms/verbs-webp/102169451.webp
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
hanteer
Mens moet probleme hanteer.
cms/verbs-webp/129403875.webp
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
lui
Die klok lui elke dag.
cms/verbs-webp/6307854.webp
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
kom na jou toe
Geluk kom na jou toe.
cms/verbs-webp/78342099.webp
geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
geldig wees
Die visum is nie meer geldig nie.
cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
uitlaat
Jy kan die suiker in die tee uitlaat.
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
’n jaar herhaal
Die student het ’n jaar herhaal.
cms/verbs-webp/120762638.webp
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.
vertel
Ek het iets belangriks om vir jou te vertel.
cms/verbs-webp/123367774.webp
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
sorteer
Ek het nog baie papier om te sorteer.
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
verwyder
Die ambagsman het die ou teëls verwyder.