Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
suzdržavati se
Ne mogu potrošiti previše novca; moram se suzdržavati.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
lagati
Ponekad u nuždi morate lagati.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
dogoditi se
Ovdje se dogodila nesreća.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
voditi
On vodi djevojku za ruku.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
osjećati
Često se osjeća samim.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
slušati
Rado sluša trbuh svoje trudne supruge.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
voljeti
Ona jako voli svoju mačku.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
buditi
Budilnik je budi u 10 sati.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
podvući
On je podvukao svoju izjavu.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
odgovoriti
Učenik odgovara na pitanje.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
nedostajati
Puno mu nedostaje njegova djevojka.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
podsjetiti
Računar me podsjeća na moje sastanke.