Slovník

Naučte se slovesa – holandština

cms/verbs-webp/118549726.webp
controleren
De tandarts controleert de tanden.
kontrolovat
Zubní lékař kontroluje zuby.
cms/verbs-webp/118064351.webp
vermijden
Hij moet noten vermijden.
vyhnout se
Musí se vyhnout ořechům.
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
odstranit
Řemeslník odstranil staré dlaždice.
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignorovat
Dítě ignoruje slova své matky.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
ovlivnit
Nenechte se ovlivnit ostatními!
cms/verbs-webp/118780425.webp
proeven
De chef-kok proeft de soep.
ochutnat
Hlavní kuchař ochutnává polévku.
cms/verbs-webp/121670222.webp
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
následovat
Kuřátka vždy následují svou matku.
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
zakrýt
Dítě se zakrývá.
cms/verbs-webp/57574620.webp
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
roznášet
Naše dcera roznáší během prázdnin noviny.
cms/verbs-webp/57481685.webp
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
opakovat
Student opakoval rok.
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
vykonávat
Vykonává neobvyklé povolání.
cms/verbs-webp/113393913.webp
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
zastavit
Taxíky zastavily na zastávce.