Wortschatz

Lernen Sie Verben – Niederländisch

cms/verbs-webp/54608740.webp
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
herausreißen
Unkraut muss man herausreißen.
cms/verbs-webp/110667777.webp
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
verantworten
Der Arzt verantwortet die Therapie.
cms/verbs-webp/40477981.webp
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
sich auskennen
Sie kennt sich nicht mit Elektrizität aus.
cms/verbs-webp/44518719.webp
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
begehen
Diesen Weg darf man nicht begehen.
cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
sortieren
Er sortiert gern seine Briefmarken.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
wecken
Der Wecker weckt sie um 10 Uhr.
cms/verbs-webp/19584241.webp
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
verfügen
Kinder verfügen nur über ein Taschengeld.
cms/verbs-webp/95655547.webp
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
vorlassen
Niemand will ihn an der Kasse im Supermarkt vorlassen.
cms/verbs-webp/78773523.webp
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
sich erhöhen
Die Bevölkerungszahl hat sich stark erhöht.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
verschwenden
Man sollte Energie nicht verschwenden.
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
ausgeben
Sie hat ihr ganzes Geld ausgegeben.
cms/verbs-webp/100011930.webp
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
sagen
Sie sagt ihr ein Geheimnis.