Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
leave out
You can leave out the sugar in the tea.
cms/verbs-webp/61245658.webp
uitspringen
De vis springt uit het water.
jump out
The fish jumps out of the water.
cms/verbs-webp/88615590.webp
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
describe
How can one describe colors?
cms/verbs-webp/61575526.webp
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
give way
Many old houses have to give way for the new ones.
cms/verbs-webp/32312845.webp
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
exclude
The group excludes him.
cms/verbs-webp/75195383.webp
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
be
You shouldn’t be sad!
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
drive away
One swan drives away another.
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
destroy
The files will be completely destroyed.
cms/verbs-webp/12991232.webp
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
thank
I thank you very much for it!
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
have breakfast
We prefer to have breakfast in bed.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
rent out
He is renting out his house.
cms/verbs-webp/84365550.webp
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
transport
The truck transports the goods.