Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/61280800.webp
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
pay
She pays online with a credit card.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
fire
My boss has fired me.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
feel
The mother feels a lot of love for her child.
cms/verbs-webp/67955103.webp
eten
De kippen eten de granen.
eat
The chickens are eating the grains.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
write all over
The artists have written all over the entire wall.
cms/verbs-webp/120452848.webp
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
know
She knows many books almost by heart.
cms/verbs-webp/77581051.webp
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
offer
What are you offering me for my fish?
cms/verbs-webp/98060831.webp
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
publish
The publisher puts out these magazines.
cms/verbs-webp/87317037.webp
spelen
Het kind speelt liever alleen.
play
The child prefers to play alone.
cms/verbs-webp/102853224.webp
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
bring together
The language course brings students from all over the world together.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reizen
We reizen graag door Europa.
travel
We like to travel through Europe.