Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
stand up for
The two friends always want to stand up for each other.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influence
Don’t let yourself be influenced by others!
cms/verbs-webp/60625811.webp
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.
destroy
The files will be completely destroyed.
cms/verbs-webp/71883595.webp
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
ignore
The child ignores his mother’s words.
cms/verbs-webp/91696604.webp
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
allow
One should not allow depression.
cms/verbs-webp/81885081.webp
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
burn
He burned a match.
cms/verbs-webp/115628089.webp
bereiden
Ze bereidt een taart.
prepare
She is preparing a cake.
cms/verbs-webp/116610655.webp
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
build
When was the Great Wall of China built?
cms/verbs-webp/117897276.webp
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
receive
He received a raise from his boss.
cms/verbs-webp/33463741.webp
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
open
Can you please open this can for me?
cms/verbs-webp/115267617.webp
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
dare
They dared to jump out of the airplane.
cms/verbs-webp/113671812.webp
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
share
We need to learn to share our wealth.