Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/102731114.webp
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
publish
The publisher has published many books.
cms/verbs-webp/18473806.webp
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!
get a turn
Please wait, you’ll get your turn soon!
cms/verbs-webp/98082968.webp
luisteren
Hij luistert naar haar.
listen
He is listening to her.
cms/verbs-webp/63645950.webp
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
run
She runs every morning on the beach.
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
manage
Who manages the money in your family?
cms/verbs-webp/40632289.webp
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
chat
Students should not chat during class.
cms/verbs-webp/99769691.webp
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
pass by
The train is passing by us.
cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
leave out
You can leave out the sugar in the tea.
cms/verbs-webp/118549726.webp
controleren
De tandarts controleert de tanden.
check
The dentist checks the teeth.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
bring by
The pizza delivery guy brings the pizza by.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
discuss
The colleagues discuss the problem.
cms/verbs-webp/120686188.webp
studeren
De meisjes studeren graag samen.
study
The girls like to study together.