Vocabulary
Learn Verbs – Dutch

publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
publish
The publisher has published many books.

overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
repeat a year
The student has repeated a year.

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
burn
The meat must not burn on the grill.

begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
understand
One cannot understand everything about computers.

overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
leave to
The owners leave their dogs to me for a walk.

samenwerken
We werken samen als een team.
work together
We work together as a team.

protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
protest
People protest against injustice.

terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
call back
Please call me back tomorrow.

gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
use
She uses cosmetic products daily.

begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.
limit
Fences limit our freedom.

vermijden
Hij moet noten vermijden.
avoid
He needs to avoid nuts.
