Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/125402133.webp
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
touch
He touched her tenderly.
cms/verbs-webp/84506870.webp
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
get drunk
He gets drunk almost every evening.
cms/verbs-webp/92207564.webp
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
ride
They ride as fast as they can.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
cms/verbs-webp/94555716.webp
worden
Ze zijn een goed team geworden.
become
They have become a good team.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
trust
We all trust each other.
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
lead
He enjoys leading a team.
cms/verbs-webp/113671812.webp
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
share
We need to learn to share our wealth.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
improve
She wants to improve her figure.
cms/verbs-webp/61245658.webp
uitspringen
De vis springt uit het water.
jump out
The fish jumps out of the water.
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
miss
He misses his girlfriend a lot.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
pursue
The cowboy pursues the horses.