Vortprovizo

Lernu Verbojn – nederlanda

cms/verbs-webp/123619164.webp
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
naĝi
Ŝi regule naĝas.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
sidi
Multaj homoj sidas en la ĉambro.
cms/verbs-webp/46565207.webp
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
prepari
Ŝi preparis al li grandan ĝojon.
cms/verbs-webp/102049516.webp
verlaten
De man vertrekt.
forlasi
La viro forlasas.
cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
marŝi
Li ŝatas marŝi en la arbaro.
cms/verbs-webp/120452848.webp
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
scii
Ŝi scias multajn librojn preskaŭ memore.
cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
substreki
Li substrekis sian aserton.
cms/verbs-webp/45022787.webp
doden
Ik zal de vlieg doden!
mortigi
Mi mortigos la muŝon!
cms/verbs-webp/123844560.webp
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
protekti
Kasko supozeble protektas kontraŭ akcidentoj.
cms/verbs-webp/99602458.webp
beperken
Moet handel worden beperkt?
limigi
Ĉu oni devus limigi komercon?
cms/verbs-webp/93221270.webp
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
perdi sin
Mi perdus min sur mia vojo.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
miksi
Vi povas miksi sanan salaton kun legomoj.