Sõnavara

Õppige tegusõnu – sloveeni

cms/verbs-webp/53646818.webp
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
dejar entrar
Estaba nevando afuera y los dejamos entrar.
cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
vender
Los comerciantes están vendiendo muchos productos.
cms/verbs-webp/119188213.webp
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
votar
Los votantes están votando sobre su futuro hoy.
cms/verbs-webp/82604141.webp
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
tirar
Él pisa una cáscara de plátano tirada.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
suceder
Algo malo ha sucedido.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
aparcar
Las bicicletas están aparcadas frente a la casa.
cms/verbs-webp/79404404.webp
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
necesitar
¡Tengo sed, necesito agua!
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
viajar
Le gusta viajar y ha visto muchos países.
cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
empezar
Los excursionistas empezaron temprano en la mañana.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
partir
El barco parte del puerto.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
despedir
El jefe lo ha despedido.
cms/verbs-webp/129945570.webp
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
responder
Ella respondió con una pregunta.