beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
آسیب دیدن
در تصادف، دو ماشین آسیب دیدند.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
مراقبت کردن
پسرمان از ماشین جدیدش خیلی خوب مراقبت میکند.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
بررسی کردن
دندانپزشک دندانهای بیمار را بررسی میکند.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
تصور کردن
او هر روز چیزی جدید تصور میکند.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
نقاشی کردن
میخواهم آپارتمانم را نقاشی کنم.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
حمل کردن
آنها فرزندان خود را روی پشتشان حمل میکنند.
bidden
Hij bidt in stilte.
دعا کردن
او به آرامی دعا میکند.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
دوباره دیدن
آنها سرانجام یکدیگر را دوباره میبینند.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
تعیین کردن
تاریخ در حال تعیین شدن است.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
صدا کردن
معلم من اغلب به من صدا میزند.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
خلاصه کردن
شما باید نکات کلیدی این متن را خلاصه کنید.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.
حرکت کردن
وقتی چراغ عوض شد، اتومبیلها حرکت کردند.