vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
خواستن
نوعه من از من زیاد میخواهد.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
فکر کردن
در شطرنج باید خیلی فکر کنید.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
مطالعه کردن
دخترها دوست دارند با هم مطالعه کنند.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
توجه کردن
باید به علایم جاده توجه کرد.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
شماره گرفتن
او تلفن را برداشت و شماره را وارد کرد.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
فکر کردن
او همیشه باید به او فکر کند.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
مخلوط کردن
نقاش رنگها را مخلوط میکند.
bidden
Hij bidt in stilte.
دعا کردن
او به آرامی دعا میکند.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
پیشرفت کردن
حلزونها فقط به آهستگی پیشرفت میکنند.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
پوشاندن
او صورت خود را میپوشاند.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
شناختن
سگهای غریب میخواهند یکدیگر را بشناسند.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
اثبات کردن
او میخواهد یک فرمول ریاضی را اثبات کند.