liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
دراز کشیدن
بچهها در علفزار دراز کشیدهاند.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
شکست خوردن
سگ ضعیفتر در جنگ شکست میخورد.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
اثبات کردن
او میخواهد یک فرمول ریاضی را اثبات کند.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
دنبال کردن
سگ من هنگام دویدن من را دنبال میکند.
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
وجود داشتن
دایناسورها دیگر امروز وجود ندارند.
bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
آشنا بودن
او با برق آشنا نیست.
beginnen
School begint net voor de kinderen.
شروع کردن
مدرسه تازه برای بچهها شروع شده است.
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
نقاشی کردن
من برای تو یک تابلوی زیبا نقاشی کردهام!
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
خواستن
نوعه من از من زیاد میخواهد.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
فرستادن
من به شما یک پیام فرستادم.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
نوشتن روی
هنرمندان روی تمام دیوار نوشتهاند.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
نیاز داشتن
تو برای تغییر تایر به یک وینچ نیاز داری.