weglopen
Onze kat is weggelopen.
فرار کردن
گربه ما فرار کرد.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
ساده کردن
شما باید چیزهای پیچیده را برای کودکان ساده کنید.
verschijnen
Er verscheen plotseling een grote vis in het water.
ظاهر شدن
ناگهان یک ماهی بزرگ در آب ظاهر شد.
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
فهمیدن
من نمیتوانم شما را بفهمم!
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.
تحمل کردن
او نمیتواند آواز خوانی را تحمل کند.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
صحبت کردن
کسی نباید در سینما خیلی بلند صحبت کند.
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
عبور کردن
آیا گربه میتواند از این سوراخ عبور کند؟
wandelen
De groep wandelde over een brug.
قدم زدن
گروه از روی پل قدم زد.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
تکمیل کردن
او هر روز مسیر دویدنش را تکمیل میکند.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
ملاقات کردن
آنها اولین بار یکدیگر را در اینترنت ملاقات کردند.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
توقف کردن
زن یک ماشین را متوقف میکند.