Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/97593982.webp
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
préparer
Un délicieux petit déjeuner est préparé!
cms/verbs-webp/67624732.webp
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
craindre
Nous craignons que la personne soit gravement blessée.
cms/verbs-webp/129244598.webp
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limiter
Pendant un régime, il faut limiter sa consommation de nourriture.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
présenter
Il présente sa nouvelle petite amie à ses parents.
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
revenir
Le boomerang est revenu.
cms/verbs-webp/105934977.webp
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
générer
Nous générons de l’électricité avec le vent et la lumière du soleil.
cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
évaluer
Il évalue la performance de l’entreprise.
cms/verbs-webp/113885861.webp
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
s’infecter
Elle s’est infectée avec un virus.
cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
influencer
Ne te laisse pas influencer par les autres!
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
prendre soin
Notre fils prend très soin de sa nouvelle voiture.
cms/verbs-webp/114379513.webp
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
couvrir
Les nénuphars couvrent l’eau.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
vérifier
Le dentiste vérifie la dentition du patient.