Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
retrouver son chemin
Je ne peux pas retrouver mon chemin.
cms/verbs-webp/26758664.webp
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
économiser
Mes enfants ont économisé leur propre argent.
cms/verbs-webp/70864457.webp
brengen
De bezorger brengt het eten.
apporter
Le livreur apporte la nourriture.
cms/verbs-webp/112407953.webp
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
écouter
Elle écoute et entend un son.
cms/verbs-webp/78063066.webp
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
garder
Je garde mon argent dans ma table de nuit.
cms/verbs-webp/62788402.webp
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
approuver
Nous approuvons volontiers votre idée.
cms/verbs-webp/97335541.webp
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
commenter
Il commente la politique tous les jours.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
mentir
Il ment souvent quand il veut vendre quelque chose.
cms/verbs-webp/119895004.webp
schrijven
Hij schrijft een brief.
écrire
Il écrit une lettre.
cms/verbs-webp/77646042.webp
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
brûler
Tu ne devrais pas brûler d’argent.
cms/verbs-webp/132125626.webp
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
persuader
Elle doit souvent persuader sa fille de manger.
cms/verbs-webp/40094762.webp
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
réveiller
Le réveil la réveille à 10h.