शब्दावली

क्रियाविशेषण सीखें – डच

voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
पहले
वह अब से पहले से मोटी थी।
weg
Hij draagt de prooi weg.
दूर
वह प्रेय को दूर ले जाता है।
in
De twee komen binnen.
अंदर
ये दोनों अंदर आ रहे हैं।
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
नीचे
वह ऊपर से नीचे गिरता है।
al
Het huis is al verkocht.
पहले ही
घर पहले ही बिचा हुआ है।
samen
We leren samen in een kleine groep.
साथ में
हम एक छोटे समूह में साथ में सीखते हैं।
een beetje
Ik wil een beetje meer.
थोड़ा
मैं थोड़ा और चाहता हूँ।
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?
उदाहरण स्वरूप
आपको यह रंग, उदाहरण स्वरूप, कैसा लगता है?
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
कभी
क्या आप कभी स्टॉक में सभी अपने पैसे खो चुके हैं?
bijna
De tank is bijna leeg.
लगभग
टैंक लगभग खाली है।
even
Deze mensen zijn verschillend, maar even optimistisch!
समान
ये लोग अलग हैं, लेकिन समान रूप से आशावादी हैं!
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
कहीं नहीं
यह पगडंडियाँ कहीं नहीं जातीं।