Vocabolario

Impara gli avverbi – Olandese

cms/adverbs-webp/172832880.webp
erg
Het kind is erg hongerig.
molto
Il bambino ha molto fame.
cms/adverbs-webp/93260151.webp
nooit
Ga nooit met schoenen aan naar bed!
mai
Non andare mai a letto con le scarpe!
cms/adverbs-webp/29115148.webp
maar
Het huis is klein maar romantisch.
ma
La casa è piccola ma romantica.
cms/adverbs-webp/155080149.webp
waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
perché
I bambini vogliono sapere perché tutto è come è.
cms/adverbs-webp/166784412.webp
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
mai
Hai mai perso tutti i tuoi soldi in azioni?
cms/adverbs-webp/135100113.webp
altijd
Hier was altijd een meer.
sempre
Qui c‘è sempre stato un lago.
cms/adverbs-webp/46438183.webp
voor
Ze was voorheen dikker dan nu.
prima
Era più grassa prima di ora.
cms/adverbs-webp/98507913.webp
alle
Hier kun je alle vlaggen van de wereld zien.
tutto
Qui puoi vedere tutte le bandiere del mondo.
cms/adverbs-webp/142522540.webp
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
attraverso
Lei vuole attraversare la strada con lo scooter.
cms/adverbs-webp/71670258.webp
gisteren
Het regende hard gisteren.
ieri
Ha piovuto forte ieri.
cms/adverbs-webp/121564016.webp
lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
a lungo
Ho dovuto aspettare a lungo nella sala d‘attesa.
cms/adverbs-webp/38720387.webp
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
giù
Lei salta giù nell‘acqua.