Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/93221270.webp
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
perdersi
Mi sono perso per strada.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
accompagnare
Il cane li accompagna.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
ringraziare
Lui l’ha ringraziata con dei fiori.
cms/verbs-webp/118483894.webp
genieten
Ze geniet van het leven.
godere
Lei gode della vita.
cms/verbs-webp/68779174.webp
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
rappresentare
Gli avvocati rappresentano i loro clienti in tribunale.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
guardare attraverso
Lei guarda attraverso un binocolo.
cms/verbs-webp/67232565.webp
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.
concordare
I vicini non potevano concordare sul colore.
cms/verbs-webp/58993404.webp
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
tornare a casa
Lui torna a casa dopo il lavoro.
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
esercitare
Lei esercita una professione insolita.
cms/verbs-webp/73488967.webp
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
esaminare
I campioni di sangue vengono esaminati in questo laboratorio.
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
servire
Oggi lo chef ci serve personalmente.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
presentare
Sta presentando la sua nuova fidanzata ai suoi genitori.