Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/107996282.webp
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
riferirsi
L’insegnante fa riferimento all’esempio sulla lavagna.
cms/verbs-webp/106997420.webp
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
lasciare intatto
La natura è stata lasciata intatta.
cms/verbs-webp/102168061.webp
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
protestare
Le persone protestano contro l’ingiustizia.
cms/verbs-webp/120801514.webp
missen
Ik zal je zo erg missen!
mancare
Mi mancherai tanto!
cms/verbs-webp/75487437.webp
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
guidare
L’escursionista più esperto guida sempre.
cms/verbs-webp/25599797.webp
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
abbassare
Risparmi denaro quando abbassi la temperatura della stanza.
cms/verbs-webp/86064675.webp
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
spingere
L’auto si è fermata e ha dovuto essere spinta.
cms/verbs-webp/121820740.webp
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
iniziare
Gli escursionisti hanno iniziato presto la mattina.
cms/verbs-webp/120870752.webp
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
estrarre
Come farà a estrarre quel grosso pesce?
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
mentire
Spesso mente quando vuole vendere qualcosa.
cms/verbs-webp/77572541.webp
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
rimuovere
L’artigiano ha rimosso le vecchie piastrelle.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
comporre
Ha preso il telefono e composto il numero.