Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
riferirsi
Tutti a bordo si riferiscono al capitano.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
testare
L’auto viene testata nell’officina.
cms/verbs-webp/118064351.webp
vermijden
Hij moet noten vermijden.
evitare
Lui deve evitare le noci.
cms/verbs-webp/118011740.webp
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
costruire
I bambini stanno costruendo una torre alta.
cms/verbs-webp/23258706.webp
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
sollevare
L’elicottero solleva i due uomini.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
votare
Si vota per o contro un candidato.
cms/verbs-webp/123179881.webp
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
allenarsi
Lui si allena ogni giorno con il suo skateboard.
cms/verbs-webp/93169145.webp
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
parlare
Lui parla al suo pubblico.
cms/verbs-webp/102853224.webp
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
riunire
Il corso di lingua riunisce studenti da tutto il mondo.
cms/verbs-webp/90539620.webp
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
passare
A volte il tempo passa lentamente.
cms/verbs-webp/120086715.webp
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
completare
Puoi completare il puzzle?
cms/verbs-webp/120254624.webp
leiden
Hij leidt graag een team.
guidare
Gli piace guidare un team.