Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/38753106.webp
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
parlare
Non bisognerebbe parlare troppo forte al cinema.
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
far passare
Si dovrebbero far passare i rifugiati alle frontiere?
cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
vincere
Lui cerca di vincere a scacchi.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantire
L’assicurazione garantisce protezione in caso di incidenti.
cms/verbs-webp/94153645.webp
huilen
Het kind huilt in het bad.
piangere
Il bambino piange nella vasca da bagno.
cms/verbs-webp/117491447.webp
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.
dipendere
È cieco e dipende dall’aiuto esterno.
cms/verbs-webp/25599797.webp
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
abbassare
Risparmi denaro quando abbassi la temperatura della stanza.
cms/verbs-webp/119747108.webp
eten
Wat willen we vandaag eten?
mangiare
Cosa vogliamo mangiare oggi?
cms/verbs-webp/108991637.webp
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
evitare
Lei evita il suo collega.
cms/verbs-webp/119425480.webp
denken
Je moet veel denken bij schaken.
riflettere
Devi riflettere molto negli scacchi.
cms/verbs-webp/34979195.webp
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
incontrarsi
È bello quando due persone si incontrano.
cms/verbs-webp/129203514.webp
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
chiacchierare
Chiacchiera spesso con il suo vicino.