Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/40632289.webp
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
chiacchierare
Gli studenti non dovrebbero chiacchierare durante la lezione.
cms/verbs-webp/31726420.webp
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
rivolgersi
Si rivolgono l’uno all’altro.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
dipingere
Voglio dipingere il mio appartamento.
cms/verbs-webp/118064351.webp
vermijden
Hij moet noten vermijden.
evitare
Lui deve evitare le noci.
cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
camminare
A lui piace camminare nel bosco.
cms/verbs-webp/3270640.webp
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
inseguire
Il cowboy insegue i cavalli.
cms/verbs-webp/96061755.webp
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
servire
Oggi lo chef ci serve personalmente.
cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
cercare
Il ladro cerca la casa.
cms/verbs-webp/102397678.webp
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
pubblicare
La pubblicità viene spesso pubblicata sui giornali.
cms/verbs-webp/132305688.webp
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
sprecare
L’energia non dovrebbe essere sprecata.
cms/verbs-webp/34979195.webp
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
incontrarsi
È bello quando due persone si incontrano.
cms/verbs-webp/123170033.webp
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
fallire
L’azienda probabilmente fallirà presto.