ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
受け取る
彼は老後に良い年金を受け取ります。
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
忘れる
彼女は今、彼の名前を忘れました。
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
踊る
彼らは恋に夢中でタンゴを踊っています。
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
取っておく
毎月後のためにお金を取っておきたいです。
straffen
Ze strafte haar dochter.
罰する
彼女は娘を罰しました。
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
中に入れる
外で雪が降っていて、私たちは彼らを中に入れました。
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
轢く
残念ながら、多くの動物がまだ車に轢かれています。
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
返答する
彼女は質問で返答しました。
verhuizen
De buurman verhuist.
引っ越す
隣人は引っ越しています。
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
はっきりと言う
彼女は友達にはっきりと言いたいと思っています。
dragen
De ezel draagt een zware last.
運ぶ
そのロバは重い荷物を運びます。
durven
Ik durf niet in het water te springen.
あえてする
私は水に飛び込む勇気がありません。