vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
言及する
上司は彼を解雇すると言及しました。
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
準備する
彼女は彼に大きな喜びを準備しました。
raden
Je moet raden wie ik ben!
当てる
私が誰か当てる必要があります!
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
意味する
この床の紋章は何を意味していますか?
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
引き上げる
ヘリコプターは2人の男性を引き上げます。
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
好む
子供は新しいおもちゃが好きです。
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
広げる
彼は両腕を広げます。
dragen
De ezel draagt een zware last.
運ぶ
そのロバは重い荷物を運びます。
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
完了する
パズルを完成させることができますか?
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
開発する
彼らは新しい戦略を開発しています。
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
感染する
彼女はウイルスに感染しました。
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
許す
うつ病を許してはいけない。