kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
悪く言う
クラスメートは彼女のことを悪く言います。
leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.
導く
最も経験豊富なハイカーが常に先導します。
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
提供する
ビーチチェアは休暇客のために提供されます。
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
招待する
私たちはあなたを大晦日のパーティーに招待します。
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.
使用する
火事の中でガスマスクを使用します。
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
外出する
子供たちはやっと外に出たがっています。
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
進歩する
カタツムリはゆっくりとしか進歩しません。
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
消費する
彼女はケーキの一切れを消費します。
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
節約する
あなたは暖房のコストを節約することができます。
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
回す
ここで車を回す必要があります。
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
選ぶ
彼女は新しいサングラスを選びます。
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
行く必要がある
私は緊急に休暇が必要です。行かなければなりません!