reizen
We reizen graag door Europa.
旅行する
私たちはヨーロッパを旅行するのが好きです。
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
要求する
私の孫は私に多くを要求します。
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
創造する
彼は家のモデルを創造しました。
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
承認する
あなたのアイディアを喜んで承認します。
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
聞く
彼は妊娠中の妻のお腹を聞くのが好きです。
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
出てくる
卵から何が出てくるの?
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
返す
教師は学生たちにエッセイを返します。
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
責任がある
医師は治療に責任があります。
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
チャットする
彼はよく隣人とチャットします。
studeren
De meisjes studeren graag samen.
勉強する
女の子たちは一緒に勉強するのが好きです。
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
覆う
彼女は顔を覆います。
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
送る
商品は私にパッケージで送られます。