onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
宿泊する
安いホテルで宿泊しました。
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
呼ぶ
その少女は友達を呼んでいる。
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
投げる
彼はコンピューターを怒って床に投げました。
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
貸し出す
彼は家を貸し出しています。
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
閉める
彼女はカーテンを閉めます。
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
追跡する
カウボーイは馬を追跡します。
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
好む
子供は新しいおもちゃが好きです。
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
改善する
彼女は自分の体型を改善したいと思っています。
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
分ける
彼らは家の仕事を自分たちで分けます。
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
再会する
彼らはついに再び会います。
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
守る
母親は子供を守ります。
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
来る
あなたが来てくれてうれしい!