rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
回る
車は円を描いて回ります。
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
節約する
あなたは暖房のコストを節約することができます。
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
準備する
おいしい朝食が準備されています!
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
蹴る
彼らは蹴るのが好きですが、テーブルサッカーでしかありません。
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
歩く
この道を歩いてはいけません。
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
証明する
彼は数学の式を証明したいです。
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
見下ろす
窓からビーチを見下ろすことができました。
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
立つ
山の登山者は頂上に立っています。
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
修理する
彼はケーブルを修理したかった。
brengen
De bezorger brengt het eten.
持ってくる
配達員が食事を持ってきています。
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
意味する
この床の紋章は何を意味していますか?
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
再会する
彼らはついに再び会います。