duwen
Ze duwen de man het water in.
押し込む
彼らは男を水の中に押し込みます。
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
入る
地下鉄が駅に入ってきたところです。
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
伝える
彼女は彼女に秘密を伝えます。
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.
帰る
買い物の後、二人は家に帰ります。
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
型から外れて考える
成功するためには、時々型から外れて考える必要があります。
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
うまく行かない
今日は全てがうまく行かない!
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
十分である
もう十分、うるさいです!
sturen
Ik stuur je een brief.
送る
私はあなたに手紙を送っています。
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
許す
私は彼の借金を許します。
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
解読する
彼は拡大鏡で小さな印刷を解読します。
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
愛する
彼女は彼女の猫をとても愛しています。
roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.
呼ぶ
その少年はできるだけ大声で呼びます。