liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
嘘をつく
彼は何かを売りたいときによく嘘をつきます。
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
保証する
保険は事故の場合の保護を保証します。
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
旅行する
彼は旅行が好きで、多くの国を訪れました。
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
模倣する
子供は飛行機を模倣しています。
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
投げる
彼はコンピューターを怒って床に投げました。
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
呼ぶ
その少女は友達を呼んでいる。
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
雇う
応募者は雇われました。
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
要約する
このテキストからの主要な点を要約する必要があります。
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
切り刻む
サラダのためにはキュウリを切り刻む必要があります。
vertrekken
De trein vertrekt.
出発する
その電車は出発します。
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
かけなおす
明日私にかけなおしてください。
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
型から外れて考える
成功するためには、時々型から外れて考える必要があります。