単語

動詞を学ぶ – オランダ語

vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
許す
私は彼の借金を許します。
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
型から外れて考える
成功するためには、時々型から外れて考える必要があります。
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
感じる
彼女はお腹の中の赤ちゃんを感じます。
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
取り組む
私は多くの旅に取り組んできました。
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
盲目になる
バッジを持った男性は盲目になりました。
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
開く
お祭りは花火で開かれた。
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
離れる
多くの英国人はEUを離れたかった。
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
発見する
船乗りたちは新しい土地を発見しました。
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
ついてくる
私がジョギングすると、私の犬はついてきます。
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
やめる
私は今すぐ喫煙をやめたいです!
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
輸入する
私たちは多くの国から果物を輸入します。
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
行く
あなたたちはどこへ行くのですか?