単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
止まる
赤信号では止まらなければなりません。
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
提案する
女性は彼女の友人に何かを提案しています。
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
旅行する
彼は旅行が好きで、多くの国を訪れました。
cms/verbs-webp/100434930.webp
eindigen
De route eindigt hier.
終わる
ルートはここで終わります。
cms/verbs-webp/104135921.webp
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
入る
彼はホテルの部屋に入ります。
cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
並べる
彼は切手を並べるのが好きです。
cms/verbs-webp/110233879.webp
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
創造する
彼は家のモデルを創造しました。
cms/verbs-webp/105681554.webp
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
引き起こす
砂糖は多くの病気を引き起こします。
cms/verbs-webp/54608740.webp
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
引き抜く
雑草は引き抜かれる必要があります。
cms/verbs-webp/104849232.webp
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
出産する
彼女はもうすぐ出産します。
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
決定する
彼女はどの靴を履くか決定できません。
cms/verbs-webp/55128549.webp
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
投げる
彼はボールをバスケットに投げます。