単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/44159270.webp
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
返す
教師は学生たちにエッセイを返します。
cms/verbs-webp/99725221.webp
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
嘘をつく
緊急事態では時々嘘をつかなければなりません。
cms/verbs-webp/44518719.webp
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
歩く
この道を歩いてはいけません。
cms/verbs-webp/108218979.webp
moeten
Hij moet hier uitstappen.
降りる
彼はここで降りる必要があります。
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
話す
誰かが彼と話すべきです; 彼はとても寂しいです。
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterven
Veel mensen sterven in films.
死ぬ
映画では多くの人々が死にます。
cms/verbs-webp/85968175.webp
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
損傷する
事故で2台の車が損傷しました。
cms/verbs-webp/118588204.webp
wachten
Ze wacht op de bus.
待つ
彼女はバスを待っています。
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
切り刻む
サラダのためにはキュウリを切り刻む必要があります。
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
支払う
彼女はクレジットカードで支払いました。
cms/verbs-webp/115224969.webp
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.
許す
私は彼の借金を許します。
cms/verbs-webp/99392849.webp
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
取り除く
赤ワインのしみをどのように取り除くことができますか?