単語

動詞を学ぶ – オランダ語

cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
座る
多くの人が部屋に座っています。
cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
言及する
上司は彼を解雇すると言及しました。
cms/verbs-webp/81973029.webp
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
開始する
彼らは離婚を開始します。
cms/verbs-webp/120801514.webp
missen
Ik zal je zo erg missen!
逃す
とてもあなたを逃すでしょう!
cms/verbs-webp/68841225.webp
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
理解する
私はあなたを理解できません!
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
絞り出す
彼女はレモンを絞り出します。
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
駐車する
自転車は家の前に駐車されている。
cms/verbs-webp/91643527.webp
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
はまっている
はまっていて、出口が見つかりません。
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
掃除する
作業員は窓を掃除しています。
cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
止まる
赤信号では止まらなければなりません。
cms/verbs-webp/118026524.webp
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
受け取る
私は非常に高速なインターネットを受け取ることができます。
cms/verbs-webp/86583061.webp
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
支払う
彼女はクレジットカードで支払いました。