bijna
Ik raakte bijna!
거의
나는 거의 명중했습니다!
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
내일
내일 무슨 일이 일어날지 아무도 모릅니다.
al
Hij slaapt al.
벌써
그는 벌써 잠들었습니다.
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
다시
그들은 다시 만났다.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.
저기
저기로 가서 다시 물어봐.
correct
Het woord is niet correct gespeld.
올바르게
단어의 철자가 올바르게 되어 있지 않습니다.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
더
더 큰 아이들은 더 많은 용돈을 받습니다.
niet
Ik hou niet van de cactus.
아니
나는 선인장을 좋아하지 않아요.
altijd
Hier was altijd een meer.
항상
여기에는 항상 호수가 있었습니다.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.
자주
토네이도는 자주 볼 수 없습니다.
daar
Het doel is daar.
거기
목표는 거기에 있습니다.
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
이전에
당신은 이전에 주식에서 모든 돈을 잃어본 적이 있나요?