overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
극복하다
운동선수들은 폭포를 극복한다.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
서다
산악인은 정상에 서 있다.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
지나가다
기차가 우리 옆으로 지나가고 있다.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
들여보내다
생소한 사람을 절대로 들여보내서는 안 된다.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
강조하다
화장으로 눈을 잘 강조할 수 있다.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
서로 보다
그들은 서로를 오랫동안 바라보았다.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
출산하다
그녀는 곧 출산할 것이다.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
멈추다
빨간 불에서는 반드시 멈춰야 한다.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
연설하다
정치인은 많은 학생들 앞에서 연설을 하고 있다.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
모니터하다
여기 모든 것은 카메라로 모니터링된다.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
아침식사를 하다
우리는 침대에서 아침식사하는 것을 선호한다.
uitspringen
De vis springt uit het water.
뛰어나가다
물고기가 물 밖으로 뛰어나온다.