naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
뛰어나가다
그녀는 새 신발을 신고 뛰어나간다.
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!
용서하다
그녀는 그를 그것에 대해 결코 용서할 수 없다!
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.
앞지르게 하다
아무도 그를 슈퍼마켓 계산대에서 앞지르게 하고 싶어하지 않는다.
luisteren
Hij luistert naar haar.
듣다
그는 그녀의 말을 듣고 있다.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
던지다
그는 공을 바구니에 던진다.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
매달리다
지붕에서 얼음이 매달려 있다.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
극복하다
운동선수들은 폭포를 극복한다.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
파산하다
그 사업은 아마도 곧 파산할 것이다.
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
지지하다
우리는 우리 아이의 창의성을 지지한다.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
두려워하다
우리는 그 사람이 심각하게 다쳤을까 두려워한다.
sterven
Veel mensen sterven in films.
죽다
영화에서 많은 사람들이 죽습니다.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
시작하다
그들은 이혼을 시작할 것이다.