uitkomen
Wat komt er uit het ei?
나오다
달걀에서 무엇이 나오나요?
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
던지다
그는 화를 내며 컴퓨터를 바닥에 던진다.
straffen
Ze strafte haar dochter.
처벌하다
그녀는 딸을 처벌했다.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
타다
벽난로에 불이 타고 있다.
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
기록하다
비밀번호를 기록해야 합니다!
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
제안하다
여자는 친구에게 무언가를 제안한다.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
보고하다
그녀는 스캔들을 친구에게 보고한다.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
청소하다
근로자가 창문을 청소하고 있다.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
박싱 밖에서 생각하다
성공하려면 때때로 박스 밖에서 생각해야 합니다.
vormen
We vormen samen een goed team.
형성하다
우리는 함께 좋은 팀을 형성한다.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
잊다
그녀는 이제 그의 이름을 잊었다.
trekken
Hij trekt de slee.
당기다
그는 썰매를 당긴다.