arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
정차하다
택시들이 정류장에 정차했다.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.
작별하다
여자가 작별한다.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
보고하다
선상의 모든 사람은 선장에게 보고한다.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
연습하다
그 여자는 요가를 연습한다.
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
잘 지내다
싸움을 그만두고 결국 서로 잘 지내세요!
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
기록하다
그녀는 그녀의 비즈니스 아이디어를 기록하고 싶어한다.