어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/100011426.webp
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
영향을 받다
다른 사람들에게 영향을 받지 마라!
cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
생략하다
차에 설탕을 생략할 수 있어요.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
주차하다
차들은 지하 주차장에 주차되어 있다.
cms/verbs-webp/108520089.webp
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
포함하다
물고기, 치즈, 그리고 우유는 많은 단백질을 포함하고 있다.
cms/verbs-webp/114231240.webp
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
거짓말하다
그는 무언가를 팔고 싶을 때 자주 거짓말한다.
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
만나다
친구들은 함께 저녁 식사를 하기 위해 만났다.
cms/verbs-webp/97119641.webp
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
칠하다
그 차는 파란색으로 칠해진다.
cms/verbs-webp/87317037.webp
spelen
Het kind speelt liever alleen.
놀다
아이는 혼자 놀기를 선호한다.
cms/verbs-webp/117890903.webp
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
응답하다
그녀는 항상 먼저 응답한다.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
보다
그녀는 망원경을 통해 보고 있다.
cms/verbs-webp/124274060.webp
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
남기다
그녀는 나에게 피자 한 조각을 남겼다.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
내리다
오늘 눈이 많이 내렸다.