어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/63935931.webp
draaien
Ze draait het vlees.
돌리다
그녀는 고기를 돌린다.
cms/verbs-webp/95625133.webp
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.
사랑하다
그녀는 그녀의 고양이를 정말 많이 사랑한다.
cms/verbs-webp/101709371.webp
produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
생산하다
로봇으로 더 싸게 생산할 수 있다.
cms/verbs-webp/43483158.webp
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
기차로 가다
나는 기차로 거기로 갈 것이다.
cms/verbs-webp/55128549.webp
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
던지다
그는 공을 바구니에 던진다.
cms/verbs-webp/96571673.webp
schilderen
Hij schildert de muur wit.
칠하다
그는 벽을 흰색으로 칠하고 있다.
cms/verbs-webp/97784592.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
주의하다
도로 표지판에 주의해야 한다.
cms/verbs-webp/78063066.webp
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
보관하다
나는 내 돈을 침대 테이블에 보관한다.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
점령하다
메뚜기가 점령했다.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
투자하다
우리는 어디에 돈을 투자해야 할까요?
cms/verbs-webp/114052356.webp
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
타다
그릴 위의 고기가 타지 않아야 한다.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
다이얼하다
그녀는 전화를 받아 번호를 다이얼했습니다.