어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/123519156.webp
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
보내다
그녀는 그녀의 모든 여가 시간을 밖에서 보낸다.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
칠하다
나는 내 아파트를 칠하고 싶다.
cms/verbs-webp/63935931.webp
draaien
Ze draait het vlees.
돌리다
그녀는 고기를 돌린다.
cms/verbs-webp/57574620.webp
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
배달하다
우리 딸은 휴일 동안 신문을 배달합니다.
cms/verbs-webp/118003321.webp
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
방문하다
그녀는 파리를 방문 중이다.
cms/verbs-webp/110667777.webp
verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.
책임이 있다
의사는 치료에 대한 책임이 있다.
cms/verbs-webp/120900153.webp
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
나가다
아이들은 드디어 밖으로 나가고 싶어한다.
cms/verbs-webp/122479015.webp
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
맞춰서 자르다
원단은 크기에 맞게 자른다.
cms/verbs-webp/105681554.webp
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
일으키다
설탕은 많은 병을 일으킵니다.
cms/verbs-webp/54608740.webp
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.
뽑다
잡초는 뽑혀야 한다.
cms/verbs-webp/102114991.webp
knippen
De kapper knipt haar haar.
자르다
미용사가 그녀의 머리를 자른다.
cms/verbs-webp/47225563.webp
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
생각하다
카드 게임에서는 함께 생각해야 합니다.