어휘

동사를 배우세요 ― 네덜란드어

cms/verbs-webp/115153768.webp
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
명확히 보다
나는 새 안경으로 모든 것을 명확하게 볼 수 있다.
cms/verbs-webp/44269155.webp
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
던지다
그는 화를 내며 컴퓨터를 바닥에 던진다.
cms/verbs-webp/105785525.webp
op handen zijn
Een ramp is op handen.
임박하다
재앙이 임박하고 있다.
cms/verbs-webp/98294156.webp
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
거래하다
사람들은 중고 가구를 거래한다.
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
청소하다
근로자가 창문을 청소하고 있다.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
일어나다
무언가 나쁜 일이 일어났다.
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
버티다
그녀는 적은 돈으로 버텨야 합니다.
cms/verbs-webp/118253410.webp
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
사용하다
그녀는 모든 돈을 사용했다.
cms/verbs-webp/106088706.webp
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
일어서다
그녀는 혼자서 일어설 수 없다.
cms/verbs-webp/119235815.webp
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
사랑하다
그녀는 그녀의 말을 정말로 사랑한다.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
수정하다
선생님은 학생들의 에세이를 수정한다.
cms/verbs-webp/117890903.webp
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
응답하다
그녀는 항상 먼저 응답한다.